16 jaar geleden kwam ik terecht in Canfranc, een gehucht in de noordelijke Pyreneeën, nabij de hoogste Spaanse toppen en ook nabij de Franse grens. Een gehucht was het (en is het nog steeds), maar wel met een enorm station-hotel dat zichtbaar betere tijden had gekend. Werkelijk vergane glorie in de stijl van het Amsterdamse Centraal Station of meer nog, van een van de bekende Parijse treinstations. Met Grand Hotel en groot spooremplacement. Mijn reisgenote en ik waren er met een boemeltje terechtgekomen vanuit Zaragoza, een dieseltreintje van maximaal twee wagons dat twee keer per dag de rit vanuit de hete woestijn, die het dal van de Ebro is, naar de verkoelende bergen ondernam.
Canfranc en het Joodse goud
